Junior Redder

Algemeen

Doelgroep: ca. 6 – 9 jaar

Van de beginnende redder mag niet worden verwacht dat een redding zwemmend wordt uitgevoerd. Kinderen die in dit niveau instromen zijn afkomstig vanuit de elementaire zwemopleiding. Het niveau en kwaliteit van kandidaten kan heel divers zijn. De bedoeling is om eerst de kandidaten op een zodanig niveau te brengen dat zelfredzaamheid mogelijk is, waarna kennismaking en gebruik met contactmakende hulp- en reddingsmiddelen volgt.

Het opleidingsprogramma van Junior Redder is onderverdeeld in twee functionele aandachtsgebieden, namelijk:

  • zelfredzaamheid (Junior Redder 1 & 2); en
  • droge redding (Junior Redder 3 & 4).

Bij zelfredzaamheid wordt het eerste bekwaamheidsniveau (Junior Redder 1) gelegd op het Zwem ABC - C niveau. De exameneisen en normering met betrekking tot borstcrawl en rugcrawl sluiten aan op het Zwem ABC - B niveau. Het brevet Junior Redder 1 is een instapniveau waarbij kandidaten verder watervreesvrij worden gemaakt en de basis wordt gelegd voor een goede zwemslagtechniek (lig houding, coördinatie bewegingen, uithoudingsvermogen, enz.). Het niveau van kandidaten die bij reddingsbrigades instromen is zeer verschillend en daarom is dit instapniveau noodzakelijk.

In het tweede bekwaamheidsniveau (Junior Redder 2) wordt het beheersen van de omgang met water verder uitgebreid door de nadruk te leggen op bewegingsvrijheid, coördinatie onder water en verbeteren van de zwemslag (grove vorm en juiste uitvoering ademhaling). Verder dienen asymmetrische en symmetrische zwemslagen op borst en rugligging te kunnen worden uitgevoerd. Gekozen is voor de zwemslagen borstcrawl, rugcrawl, schoolslag en samengestelde rugslag.

Bij de droge redding wordt in het derde bekwaamheidsniveau (Junior Redder 3) de nadruk gelegd op het gebruik van contactmakende hulpmiddelen als kleding, tuinslang, stok en touwen. Hierbij is het communiceren met een drenkeling een belangrijk element. Duidelijk maken wat je gaat doen en geruststellen in eenvoudige vorm zijn hierbij belangrijk, almede de eerste attitude (houding) vorming. Een belangrijk nieuw element is het ervaren van een drijfhulpmiddel voor de eigen veiligheid. De beginnende zwemmer bij Junior Redder 3 ervaart het zwemmen met kleding als zwaar. Het besef dat je met kleding niet ver kan zwemmen wordt dan ervaren. Het vertrouwen op drijfhulpmiddelen is een onvergetelijke en essentiële ervaring voor de beginnende zwemmer. Een ervaring die door deze groep als erg leuk en nuttig wordt ervaren en in sterke mate bijdraagt aan het statutaire doel van Reddingsbrigade Nederland. Door toegenomen waterrecreatie komen ook kinderen steeds vaker in aanraking met deze middelen. Door het oefenen wordt de waarde hiervan in de praktijk erkend en is bewezen dat de middelen eerder worden gebruikt. Doordat kinderen deze ervaring aan hun ouders vertellen zal ook bij hen een bewustwording voor het gebruik van drijfhulpmiddelen optreden.

In Junior Redder 3 wordt ook het verbeteren van de zwemslagen nagestreefd. Hierbij wordt van de grove vorm naar een basis vorm toegewerkt om zo de zwemslag efficiëntie door o.a. lig houding te verbeteren en stuwkracht te verhogen. Verder wordt de zeemanslag als extra zwemslag ingevoerd als zijwaartse slag ter voorbereiding op het vervoeren en verbetering van de bewegingscoördinatie.

Bij Junior Redder 4 wordt de kandidaat geconfronteerd met het gebruik van contactmakende reddingsmiddelen en wordt de zwemslag technisch geperfectioneerd. Het perfectioneren van de zwemslag houdt een goede afstemming tussen beweging, ademhaling, glijden en invoering verfijnde zwemslagtechnieken in. De ontwikkeling van de attitude om te helpen en met drenkelingen te communiceren, alsmede hulp inroepen is in dit niveau het belangrijkst. In lesgroepen kan dit bijvoorbeeld worden bereikt door kinderen te laten helpen met de voorbereiding van de les (bijvoorbeeld materiaal halen) en andere eenvoudige taken.

Exameneisen

Junior Redder 1

Junior Redder 2

Junior Redder 3

Junior Redder 4